We zijn op zoek naar een nieuw huis. Zoals veel Amsterdammers, als ik de media en de hoogoplopende huizenprijzen mag geloven.
En met die zoektocht ligt er een uitgestrekt, leeg en onbekend pad voor ons. Met alleen plaatjes van huizen voor onze neus weten we niets. Niets van burenoverlast (houtkachels, feestjes, ruzie), niets van warmte (is het binnen uit te houden als het 35 graden is?), niets van plannen (worden er windmolens gedumpt?), niets van hangjongeren. Een heerlijk niets.
Ik verlang naar een mix van rust en stads. Ik woonde 21 jaar lang op het platteland en zag de nadelen. En hoewel er uiteraard behoorlijk wat rust is op het platteland, is er op de boerderij altijd ‘leven’. Trekkers, koopmannen en ander bezoek dat onaangekondigd komt binnenvallen, een koe met een koebel om, de herrie van de melkmachine en in de keuken de herrie van de snelkookpan.
Rust was er ’s avonds na het melken, als de zon onderging na een warme dag en we uitkeken over de weilanden. Of wanneer er onweer was, en we beneden moesten wachten tot het voorbij was wegens kans op inslag. Of met oud & nieuw, als er in de grote stad op 11 kilometer afstand vuurwerk werd afgestoken. Wat wij goed konden zien, maar verder geen last van hadden. En de lange zondagen. Waarop ik ’s ochtends, gelukkig, handbalde, maar ’s middags tegen wil en dank luisterde naar ‘Langs de Lijn’ en ’s avonds ‘Studio Sport’ keek (tot op de dag van vandaag heb ik een hekel aan de indringende tune van ‘Studio Sport’).
Toen ik voor het eerst in de grote stad woonde en kon lopen naar de supermarkt vond ik dat een feestje. Dat gevoel heb ik nog steeds. Het is een enorme luxe om alles in de buurt te hebben. Dus kijken we naar een huis in de buurt van Amsterdam. Een beetje stads in een groot dorp, aan de rand van Amsterdam. En hopen dat we met een beetje geluk een huis vinden met rustige buren. Die na de coronacrisis niet al te veel feestjes geven.
Fingers crossed.