Haar dag was vermoeiend, het werk druk. Haar volle tas met veelal onnodige maar geruststellende dingen stond naast haar te wachten. Ongeduldig was ze. Gretig ook. Maar bovenal nieuwsgierig.
Ze hield de klok nauwgezet in de gaten. Haar vingers tikten af en toe mee op het ritme van de wijzer. Ze stond pas op toen beide wijzers na lang wachten op de juiste plek waren aanbeland. Eindelijk had ze permissie om te gaan.
In de trein las ze een paar bladzijden uit een saai boek dat ze in haar tas had gestopt. Het viel haar mee dat ze voldoende concentratie kon opbrengen om de zinnen te interpreteren en het verhaal te volgen. Soms keek ze op van haar boek, in een poging te weten te komen waar ze was op deze onbekende route. Een vage weerspiegeling in het raam keek naar haar, maar zweeg. Er was niets te vertellen, de weg was omgeven door een deken van duisternis en daarmee onzichtbaar. Maar na een poosje verdween de zwarte deken en kwamen tientallen lichtjes haar tegemoet. Net als hij. Ze was aanbeland op de plaats der bestemming en liet zich meenemen door twee veilige armen. Daarna een zoen op haar wang. Een hand door haar haar. Een innige zoen op de mond. Een fijn gevoel in haar buik. En een plek om nooit meer weg te gaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *