Ik lag in bed. De godganse dag lag ik in bed. Behalve als ik moest werken. Dan stond ik op. Met tegenzin. Ik probeerde dan wat brood naar binnen te proppen. Trek had ik niet. Honger, dat wel.
Op het werk speelde ik mooi weer. “Gaat het goed met je?”
“Ja hoor, uitstekend.” Ik vocht tegen de tranen als ze me dat vroegen. Ik vocht tegen de leegte. En tegen de eenzaamheid die ik vrijwillig opzocht.
Ik wilde niemand spreken. Alleen via de chat. Want dan kon niemand mijn tranen zien. Ik liet me uitputten door mijn sombere gedachten. Kon het nauwelijks opbrengen om nog dingen naast mijn werk te doen. Er was veel te doen. Ik moest studeren. Ik moest iets leuks en nuttigs met mijn dag doen. Maar ik wilde niet. Ik voelde me kut. De pijn had zich vastgebeten in mijn lichaam en wilde me niet loslaten. Als ik huilde sloot ik mijn ogen en probeerde ik in slaap te vallen. Om geen pijn te voelen.
“Je mag je kut voelen, maar niet te lang,” zei hij. Ik was het met hem eens. Maar hoe lang is te lang? Hij kwam langs. Ging met me aan de slag. Liet ons samen boodschappen doen en koken. Liet me improviseren over jazznummers. Sinds lange tijd genoot ik weer. Lachte om zijn grappen. Kon weer energie opbrengen om naar mensen te luisteren.
Het verdriet zal nog blijven. Maar ik laat me er niet meer door overmannen. Ik ben wellicht iemand kwijt die veel voor me betekende. Iemand, die er altijd voor me was. Mijn wereld telt één persoon minder. Ik giet mijn verdriet in verschillende vormen, die ik op mijn log publiceer. U bent het al een aantal keer tegengekomen, zonder te beseffen waar het om ging. Maar ik ben degene die het weet. Daar gaat het om. Dit is mijn log. Dit is mijn vrijheid.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *