Het geluid van uiteenspattend glas dat met een knal op de grond is gevallen maakt me wakker. Ik kijk op mijn wekker. Half drie ’s nachts. Zucht.
Er volgt meer glasgerinkel, maar ook doffe klappen die het hout van een ladekastje en een aantal schilderijlijsten bruut doet splijten.
Ik gluur door de gordijnen en zie de troep op straat liggen. De buurman aan de overkant heeft zijn raam open staan, ijsbeert door het huis en gooit af en toe iets uit zijn interieur naar beneden.
In eerste instantie verricht hij zijn daden in een boxershort, maar al gauw heeft de kou die door het openstaande raam naar binnen sluipt hem te pakken, zodat hij zich in een aussi-trainingspak hijst en op de bank gaat zitten om witte sokken aan te trekken. Door de combinatie aussi en zijn kale hoofd doet hij me denken aan een gabber.
Als hij opstaat, een lamp pakt en deze naar buiten smijt, vraag ik me af of ik de politie zal bellen.
Maar terwijl ik mij het 0900-nummer van de politie probeer te herinneren, hoor ik een andere buurman schreeuwen.
“Wat doe je nou, man! Da’s toch niet normaal!”
De man met het kale hoofd leunt op het raamkozijn en schudt met zijn hoofd. “Nee, nee.”
“Kap er dan mee man.”
“Ja, dat is goed. Ik stop ermee.”
Hij krijgt nog een ‘asociaal gedrag’ naar zijn hoofd geslingerd en sluit dan het raam.
Verbaasd over het gemak waarmee hij zijn actie staakt, keer ik terug naar bed.
Even later hoor ik wederom glasgerinkel en besluit nog een keer mijn warme bed te verlaten om door de gordijnen te gluren. Op straat zie ik de man in een dikke jas, gewapend met bezem en container, zijn eigen troep opruimen.
Een politieauto rijdt langzaam voorbij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *