Ik zie mezelf nog staan op de stoel. In mijn hand een peertje, reikend naar het plafond om het in de fitting te draaien.
Je stond naast me en lachte om mijn pogingen. Het lukte me niet.
“Laat mij maar proberen,” zei je en je nam het peertje over. Maar ook jou lukte het niet. De fitting was kapot. Tenminste, dat dachten we.
Ik weet niet wat me er toe dreef om het gister weer te proberen. Vier jaar later en zonder jouw hulp stond ik te wiebelen op dezelfde stoel, die net niet hoog genoeg was om de klus makkelijk te klaren.
Ik ging op mijn tenen staan, beet op mijn lip van inspanning, rekte mijn buik uit en strekte mijn armen uit naar het plafond. Met één hand hield ik me vast aan de fitting, met de andere hand draaide ik het peertje erin.
Als je me had gezien, had je weer gelachen. Er gebeurde namelijk niets. Het peertje weigerde dienst.
Maar ik merkte dat de fitting doordraaide. Waarom had ik dat een paar jaar geleden niet gemerkt? Was ik afgeleid door jou? Waarom had jij het destijds niet gemerkt? Was je afgeleid door mij?
Ik hield de fitting tegen als het mee wilde draaien. Het peertje stopte toen het stevig vastzat.
Met ingehouden adem, alsof ik met een zucht mijn gedane inspanning teniet zou doen, knipte ik het licht aan.
Licht kwam me stralend tegemoet.
Ik lachte en dacht terug aan de moeite die we hadden gedaan om dit licht te doen werken.
Soms zijn dingen gewoon simpeler dan ze in eerste instantie lijken te zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *