“Heb je de kroonluchters gezien?” vraagt de vrouw naast me. Aan het naambordje op haar blouse is te lezen dat ze suppoost is in het Eschermuseum.
“Ja, ze zijn prachtig,” antwoord ik, “al vond ik de kroonluchter in de vorm van een doodskop nogal bizar.”
“Oh meid, die vind ik toch zó verschrikkelijk! Er hangt ook ergens een kroonluchter in de vorm van een bom, heb je die gezien?”
Ik denk een paar tellen na, loop in gedachten nogmaals mijn route en schud mijn hoofd. De bom is me niet opgevallen.
“Volgens mij klopte er iets niet in Escher zijn hoofd. Er moet iets flink mis zijn geweest met die man waardoor hij deze kroonluchters heeft gemaakt, maar ik ben er nog steeds niet achter wat dat is,” zegt ze alsof ze iedere dag fanatiek zijn leven bestudeert en nog op zoek is naar dat ene ontbrekende puzzelstukje.
Ik frons mijn wenkbrauwen. “Uhm, volgens mij las ik ergens dat hij op emotionele wijze de oorlog heeft beleefd. Toen zijn moeder overleed kon hij niet naar haar begrafenis vanwege de invasie en zijn oud-leraar is omgebracht door de Duitsers. Ik kan me voorstellen dat je zulke nare ervaringen in je werk uit.”
“Ach kind, zulke dingen weet ik allemaal niet hoor. Ik onthoud niks. Als ik iets over zijn leven lees vergeet ik het meteen. Maar er móet iets mis zijn geweest met die man, dat weet ik zeker. En ik ga daar zeker nog achterkomen!” zegt ze gedecideerd terwijl ze met haar vinger haar woorden kracht bij zet.
Ik knik en voeg me weer bij mijn gezelschap, terwijl het beeld dat ik van suppoosten heb scheurtjes vertoont. Altijd gedacht dat ze verstand van zaken hadden. Een misvatting, zo blijkt. Of niet?