Als je opgroeit in een warm en liefdevol nest waar beide ouders nog steeds gek zijn op elkaar, dan is het logisch dat wanneer je nog klein bent je er vanuit gaat dat jij dat later ook zal krijgen. Dus dacht kleine Aukje dat ook.
Rond mijn achttiende verkondigde ik zelfs dat ik op mijn 26e kinderen wilde vanwege het mooie jaartal: 2000. Ik ging er voor het gemak maar even vanuit dat ik de liefde van mijn leven dan al gevonden had. Dat was geen understatement, ik vond ze ook wel, alleen bleven zij of ik nooit lang genoeg om de volgende stap te zetten.
Nu ben ik bijna 30, de leeftijd waarop mijn moeder al twee kinderen had en ik niet verder ben gekomen dan twee katten. Als iemand mij vroeger had verteld dat dit mijn huisje-boompje-beestje-situatie zou zijn op mijn 30e dan had ik diegene vierkant uitgelachen. Schier onmogelijk!
Maar mooie plaatjes in je hoofd kun je niet dwingen om werkelijkheid te worden als de situatie er niet naar is. En daar is niets mis mee. Voel ik enige rancune omdat ik mijn ideaalbeeld van vroeger niet waar heb kunnen maken? Helemaal niet. Er kleven zelfs vele voordelen aan. Voordelen die ik vroeger niet had kunnen bedenken omdat ik ze nog niet kende.
Tegenwoordig wacht ik gewoon af wat de toekomst mij zal brengen en zijn mijn verwachtingen niet al te hoog. Relaties zijn niet meer voor het leven en kinderen krijgen is niet meer vanzelfsprekend. En als ik naar het overgeorganiseerde leven van de gezinnetjes om me heen kijk dan geniet ik nog eens extra van mijn vrijheid. Want kinderen zijn een dierbaar bezit, maar dat is vrijheid ook.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *