Ik was vroeg wakker. Zoals elke dag. Is het niet de markt die me wakker maakt, dan zijn het wel mijn katten. Eigenlijk is kattengejank de beste wekker. Zou er geen wekker te koop zijn met een dergelijk sample erin? Of een kraaiende haan. Ook leuk.
Ik friste mezelf op, kleedde me aan en ging naar de supermarkt. Het was lang geleden dat ik zo vroeg in de supermarkt was geweest. Dat moest ik maar eens vaker doen. Geen enkele wachtende voor de kassa en nu al had ik het gevoel iets nuttigs te hebben gedaan met mijn dag. Ik kocht stoofpeertjes en liet mezelf beloven dat ik die avond voor mezelf zou koken.
Het werd chinees. Ergens tussen de belofte om voor mezelf te koken en de chinees was het misgegaan. Goed misgegaan. Met de computer welteverstaan. Ik pielde en prutste, maar maakte het waarschijnlijk alleen maar erger. De keren dat ik de computer opnieuw opstartte waren niet meer op twee handen te tellen. Gruwel, kommer, kwel, zucht, steun, puf. Ik bleef echter verbazingwekkend kalm. Tussen het opstarten door speelde ik op mijn keyboard, of improviseerde ik over een paar jazznummers. Toch maar mooi meegenomen gezien de aankomende toetsen op school. Ik keek naar de beelden van André Kuipers en Charmed en dacht terug aan de jongen met wie ik heel veel jaren geleden stage liep. Bij het minste of geringste disfunctioneren van de computer schoot hij uit zijn slof en schold de computer de huid vol. Ik schudde mijn hoofd nog maar eens. Uiteindelijk bereikte ik om elf uur ’s avonds het gewenste resultaat. Poe hé. Ik dook met Harry P. en Pixel het bed in en viel veel te laat in slaap. Vanochtend was ik weer vroeg wakker. De wekker was de schuldige dit keer.