Ik heb best veel vertrouwen in de mens. Dat uit zich bijvoorbeeld in het binnenlaten van mensen die ik niet ken. Zoals een paar jaar geleden, toen er iemand onaangekondigd aanbelde. Van drie hoog schreeuwde ik de wie-is-daar-vraag naar beneden en de meneer beneden schreeuwde door het trappenhuis naar boven dat hij gaskachels schoonmaakte. En of ik misschien een gaskachel had die hij onder handen kon nemen.
Dat had ik, en tegen de prijs van 120 gulden liet ik hem binnen. Hij maakte keurig mijn kachel schoon, maar achteraf bleek ik genaaid te zijn. Ik kreeg namelijk een paar weken later een folder in de bus van een ander bedrijf dat kachels voor het luttele bedrag van 25 gulden schoonmaakte.
Maar ik mocht in mijn handen knijpen dat ik niet op de andere manier genaaid was. Ik had de meneer niet gevraagd om een geldige legitimatie of een pasje van het bedrijf waar hij werkte, maar al had hij een pasje bij zich, dan nóg was het niet slim van mij om deze man binnen te laten. Ik had de deur naar een eventuele helse pijn wagenwijd voor mezelf opengezet door deze actie.
Ik dacht er gister aan terug toen ik de deur opende voor een vrouw die verantwoordelijk is voor de nazorg van asielkatten. Ze kwam kijken of mijn katten goed terecht zijn gekomen. Bij het openen van de deur gaf ze me een hand, daarna overhandigde ze meteen haar bedrijfspas. Het had niet gehoeven, ik geloofde haar, maar bedacht wel dat het iets is waar ik voortaan naar moet vragen.
Op bepaalde punten heb ik te weinig vertrouwen in de mens. Maar op andere punten teveel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *