Ik was ‘m even kwijt. Per ongeluk achtergelaten in de trein.
Hij heeft lange tijd zonder mij gereisd, maar stond plots weer voor mijn deur, zonder kleerscheuren.
Hij wilde bij me terugkomen.
Ik sloot hem in mijn armen.
Diezelfde dag nog liep ik met hem te pronken. Hij rook een beetje anders dan ik gewend was, maar dat zou vast snel veranderen.
Ik ben blij dat hij er weer is.
Want wat heb ik ‘m gemist.
Mijn dierbare rode vest.