Croissants, muffins en krentenbollen. Met een tas vol proviand zat ik gister samen met vriendin W. voor de vijfde keer een hele middag in Paradiso om te luisteren naar Nederlandse onbekende singer/songwriters die de finale van de Grote Prijs van Nederland hadden gehaald.
Elk jaar weer is de sfeer intiem en gezellig en elke keer weer zijn vriendin W. en ik één van de weinigen die geen familie of vrienden zijn van de deelnemers. We moeten daarom altijd oppassen met wat we in elkaars oor fluisteren over de deelnemers, voor je het weet zit je naast een familielid of vriend en krijgen we vernietigende blikken toegeworpen.
Het is vaak een lange middag die nog langer wordt als de singer/songwriters niet bij ons in de smaak vallen. Maar gister was het niveau erg hoog. Van de acht deelnemers waren er maar twee die we niet konden aanhoren- en zien.
Als ik de deelnemers op het podium zie staan voel ik af en toe steken van jaloezie. Het is mijn droom om daar te staan. Ik schrijf ook nummers, ik kan ook zingen. Ik ben niet goed in het bespelen van een instrument, maar dat kan ik ook aan iemand anders overlaten.
Maar als ik eerlijk ben weet ik dat ik dit niveau nooit zal halen. Omdat ik meer met jazz bezig ben dan met mijn eigen nummers. Omdat ik niet op zoek ga naar iemand die me kan begeleiden. Omdat mijn zenuwen me nog steeds overmannen en mijn keel dichtknijpen. En vooral omdat ik geen podiumbeest ben.
Daarnaast lopen er ontzettend veel talenten rond in Nederland die kunnen zingen, liedjes kunnen schrijven en één of zelfs meerdere instrumenten beheersen.
Maar elk jaar zeggen vriendin W. en ik tegen elkaar dat we het ook moeten proberen. Dat we onze zelfgeschreven nummers toch eens moeten insturen.
Ik weet niet precies hoe lang we dat gevoel vasthouden. Ik geloof dat we het de volgende dag bij het ontwaken alweer kwijt zijn. Maar die ene keer per jaar dromen we even van succes. Om daarna bij het verlaten van Paradiso weer terug te keren naar de realiteit.