“Ik heb veel te veel bruin daar. En daar heb ik veel te veel geel.”
Met een schuin oog kijk ik naar mijn collega. Ze is druk in de weer met de m&m’s die ze uit het zakje op haar bureau heeft laten rollen. Ze heeft een cirkel van m&m’s gevormd, waarin alle gelijk gekleurde m&m’s zorgvuldig zijn gescheiden door een andere kleur. In opperste concentratie bekijkt ze het resultaat en verplaatst hier en daar nog wat chocoladepinda’s. “Zo, dat ziet er beter uit,” zegt ze tevreden tegen zichzelf.
Maar haar lange mouwen gooien roet in het eten als ze de telefoon aanneemt. Een paar m&m’s rollen alle kanten op. “Hè verdorie, ” zegt ze lichtelijk geïrriteerd als ze de hoorn op de haak heeft gelegd en vist een m&m uit haar mouw. Als ze de rest van de m&m’s heeft gevonden worden de leegtes in de cirkel keurig opgevuld.
Een paar minuten lang heeft ze alleen nog maar oog voor haar appetijtelijke kunstwerk dat ze tot in de puntjes perfectioneert. “Goh,” merk ik droogjes op, “ik pak altijd twee m&m’s uit het zakje die qua kleur en grootte met elkaar overeenkomen en stop ze dan meteen in mijn mond.” Ze kijkt me vluchtig aan, produceert een afwezige ‘hm’ en concentreert zich weer op de m&m’s. Ze pakt er een op, legt ‘m terug op de plaats, pakt een ander, legt die buiten de cirkel en zoekt er een gelijke kleur en een gelijke grootte bij om daarna aan het grootste vraagstuk van haar dag te beginnen: “Hoe zal ik ze nu opeten, op volgorde van grootte of per kleur?”