De kunst van het zingen is om op het podium net zo te zingen als thuis. Ik geloof niet dat het me ooit gelukt is, al kom ik wel steeds dichter bij dit doel.
Gister kreeg ik weer de kans om hieraan te werken, tijdens de presentatie van de improvisatieworkshop waaraan ik de afgelopen maanden had deelgenomen.
Ik was, tot mijn eigen verbazing, niet zenuwachtig geweest, maar eenmaal op het podium had ik er toch last van.
Je hebt van die mensen die zeggen dat alle zenuwen van ze afvallen als ze beginnen met zingen. Bij mij blijven ze gezellig zitten.
Zenuwen veroorzaken tijdens het zingen allerlei rare gedachtenkronkels:
“Die hoge noot heb ik tenminste gehaald, maar oh jee, er komt er zo meteen nog een hoge noot, relax Aukje, ga stevig op beide voeten staan, zet je mond wijd open en denk niet aan de mensen die naar je kijken.”
U kunt zich wellicht voorstellen dat dit een averechts effect heeft.
Er zat echter een verschil tussen deze gedachten en de gedachten die ik tijdens mijn vorige optreden in juni had: dit keer had ik de rust om naar mijn gedachten te luisteren. Ik zette mijn mond wagenwijd open en het geluid kwam er naar tevredenheid uit. Misschien niet zoals thuis, maar stukken beter dan ik had durven hopen.
Daarnaast ging mijn improvisatie goed. Ik vloog niet uit de bocht, iets waar ik normaliter goed in ben.
Toen ik vannacht bij thuiskomst de opnames terugluisterde was ik tevreden. Het euforische gevoel bleef uit, maar ik kon horen dat ik was gegroeid.
Eén dezer dagen mag ik het weer proberen. En om nog meer te groeien zou ik elke week op een podium moeten staan.
Want een paar keer per jaar optreden zet te weinig zoden aan de dijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *