Omdat ik op de markt woon zie ik elke dag dezelfde kraampjes met dezelfde verkopers. De meeste gezichten ken ik nu en sommige daarvan groet ik als ik langsloop. ‘Buuf-zijn’ levert me ook voordeeltjes op. De groenteman berekent me altijd een paar euro minder en de kaasboer weet precies wat voor kaas ik wil en hoe ik de kaas wil, namelijk zonder de plastic korst. Die korst heeft mij iets te veel stukjes huid gekost, daarom laat ik het snijden over aan de kaasboer. Wel zo veilig.
Maar de jongen van de kledingwinkel die zich onder mijn huis bevind groet ik niet. Hij mij ook niet. We kennen elkaars gezicht door en door, maar een groet hebben we tot nu toe altijd achterwege gelaten.
Omdat ik boven ze woon wil de postbode nog wel eens de post voor de kledingwinkel door mijn brievenbus gooien. Ik breng het dan naar de jongen van de kledingwinkel. Het zijn de enige keren dat we contact hebben. Een dagelijkse groet is echter nog niet uit dit zeldzame contact voortgekomen.
Gister wilde ik wederom een aantal poststukken aan hem geven. Omdat ik naar mijn werk ging, liep ik naar hem toe met mijn fiets aan de rechterhand en de post in de linkerhand. Hij kwam toevallig op me af omdat hij een paar dames de weg naar het pashokje wees. In een flits switchte ik de post van mijn linker naar mijn rechterhand en wilde de fiets aan de linkerhand nemen.
Ik greep mis.
Voordat ik nog een poging kon doen om de situatie te redden kletterde mijn fiets al op de grond. Mijn stuur en zadel lagen op de drempel van de kledingwinkel, de wielen versperden de doorgang op de stoep. De jongen toonde zich een ware gentleman en pakte zonder aarzelen mijn fiets op.
“Alsjeblieft,” zei hij.
Ik bedankte hem en verontschuldigde me voor mijn onhandigheid, onderwijl lachend om dit voorval.
“Geeft niks,” antwoordde hij met een vriendelijke blik in zijn ogen. Die vriendelijkheid zag ik voor het eerst. Die zie je namelijk niet als je elkaar elke dag straal voorbij loopt. Verbaasd door zijn warmte overhandigde ik hem de post.
Hij bedankte me en we gingen ieder ons weegs. Met een grote glimlach om dit onhandige voorval bedacht ik me dat we in de afgelopen vier en een half jaar nog nooit zoveel woorden met elkaar hadden gewisseld.
Vandaag zeg ik denk ik gedag tegen hem.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *