De variant erop kan ook: ca-ce-ci-co-cu.
Kent u het?
Het is een ezelsbruggetje. Het helpt je onthouden of je de C als een K of een S uitspreekt voor een klinker. Ku-ko-ka-se-si zeg je dus eigenlijk. Of ka-se-si-ko-ku.
De eerste variant heb ik er op de lagere school al ingestampt. De tweede op de middelbare school.
Ik verwacht dat ze mijn gedachten nooit meer zullen verlaten.
Soms zeg ik het ezelsbruggetje hardop. Omdat het zo grappig klinkt.
Ook oefen ik af en toe in gedachten het rijtje koppelwerkwoorden:
zijn – worden – blijven – blijken – lijken – schijnen – heten – dunken – voorkomen.
Waarom ik deze informatie allemaal in mijn brein laat zitten en af en toe nog opzeg is de vraag. Het was vroeger misschien handig om bovenstaande rijtjes uit mijn hoofd te weten, tegenwoordig kan ik er best zonder.
Daarom hoop ik ook stiekem dat ik ooit een presentator van een spelletjesprogramma tegenkom op straat. “Aukje,” zegt hij dan terwijl de camera op me inzoomt, “noem alle koppelwerkwoorden en het ezelsbruggetje waardoor je kan onthouden hoe je de C uitspreekt als deze voor een klinker staat.”
Dat doe ik dan. En dan win ik veel geld.
Tot dit een keer gebeurt blijf ik de rijtjes en de ezelsbruggetjes opzeggen.
Al was het alleen al om de lachwekkende verbaasde gezichten die mensen opzetten als ik de rijtjes oplepel.