“Dat is een papierbak hoor.” Ik stond in een ongemakkelijke manvriendelijke positie voor de papierbak, propte met beide handen het bovenste gedeelte van de plastic tas door de klep en keek opzij terwijl ik het papier naar beneden liet vallen. Ik zag het gezicht van de man die deze opmerking had durven maken. Zijn blik een tikkeltje verontwaardigd, zijn mondhoeken licht omhoog gekruld. De mijne niet. Het haar dat voor mijn ogen hing voorkwam dat meneer Bemoeizucht mijn vernietigende blik zag.
Ik twijfelde of ik hem zou negeren, hem de huid vol zou schelden of hem netjes zou uitleggen wat ik aan het doen was. Maar Aukje zou Aukje niet zijn als ze niet voor het laatste koos. Dus vertelde ik hem lichtelijk geïrriteerd van de vindingrijke techniek, die ik waarschijnlijk had afgekeken van een onbekende, waarbij je de onderkant van de plastic tas vasthoudt en al het papier naar beneden laat vallen. Ideaal omdat je het papier er niet stuk voor stuk uit hoeft te halen en daarbij ook geen papiertjes verliest die niet voor andermans ogen bestemd zijn.
“Oh wat handig, dat zal ik onthouden,” zei meneer Bemoeizucht. Ik knikte hem toe en glimlachte flauwtjes. Ik liet de laatste restjes papier vallen, keerde hem zonder gedag te zeggen de rug toe en liep weg. Het was wel duidelijk wie van ons twee z’n dag niet had.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *