Ik woon al zes jaar in Amsterdam, maar shame on me, ik had nog nooit het Anne Frank Huis bezocht. Ik had al wel de intentie gehad om het museum te bezoeken, maar liet me wegjagen door de lange rijen voor de kassa. De enige mogelijkheid om de rijen te vermijden is om ’s ochtends vroeg óf tegen sluitingstijd te gaan.
Maar vanochtend, toen ik om kwart over acht mijn ogen opende, besloot ik dat het hoog tijd was voor een bezoek. Met enige tegenzin slingerde ik mijn benen uit mijn warme bed en wonder boven wonder volgde de rest van mijn lichaam.
Bij het aankleden hield ik rekening met de sfeer van het museum. Geen opvallende, kleurige kleding, behalve dan mijn roze jas, maar die zou ik vast wel in de garderobe kunnen hangen.
Om kwart over negen stond ik als een echte toerist bij de kassa. Geen rij, weinig bezoekers. Perfecte timing. Mijn roze jas hield ik noodgedwongen aan, er was geen garderobe te bekennen in het museum.
De reis door het museum duurde ruim een uur. De inrichting was sober maar vanwege de dagboekfragmenten op de muur, persoonlijk.
Ik kwam bij de beroemde boekenkast. “Hier heeft Anne gelopen,” schoot het door mijn hoofd. Toen de kamer van de ouders van Anne. En de kamer van Anne zelf, waar alleen nog plaatjes van filmsterren op de muur te zien zijn.
Wat me het meest verbaasde was het prachtige toilet in het Achterhuis:
Maar het museum maakte minder indruk op me dan ik had verwacht. Dat ligt ook aan mijn eigen hooggespannen verwachtingen, die mijn bezoek aan Westerbork ook al lieten tegenvallen.
Mijn volgende reis gaat naar Auschwitz. Wanneer ik ga weet ik niet, maar ik verwacht dat het meer indruk op me zal maken dan Westerbork en het Anne Frank Huis.