Meestal vermijd ik de bioscoop als ik zeker weet dat ik mijn tranen niet zal kunnen bedwingen bij een film. Ik wacht dan tot de film op video is uitgebracht zodat ik zonder pottekijkers mijn tranen de vrije loop kan laten. Titanic was bijvoorbeeld zo’n film, net als Dancer in the Dark.
Gister had ik weer zin om naar de film te gaan en belandde zonder er bij na te denken bij De Tweeling, een film die al een tijdje bovenaan mijn lijstje stond. De film was een aaneenschakeling van wonderlijk schone cinematografische beelden met bijzonder goed gecaste acteurs en een door de ziel snijdend verhaal. Afscheid nemen in een wereld vol tegenstellingen was de rode draad in de film, dus prikten er al na een kwartier tranen in mijn ogen, die ik uit alle macht probeerde te bevechten. Maar naarmate de film vorderde, lukte me dit niet meer. En tegen het eind begon ik ook nog te snotteren. Ik prentte mezelf in dat het allemaal niet echt was, dat het maar een film was, dat ik in een heel andere tijd leefde. Maar het hielp niet, de tranen bleven komen. Ik probeerde ze zo onopvallend mogelijk van mijn wang te vegen.
Toen de film was afgelopen besloot ik om me eerst op te kalefateren in de wc voordat ik de straat op zou gaan. Ik liep als eerste de zaal uit en knikte verontschuldigend voor mijn tranen naar het meisje dat bij de deur stond. Op weg naar de wc hield ik mijn vest voor mijn mond, maar eenmaal wachtend op een wc-hokje werd het alleen maar erger. Ik wilde me verantwoorden tegenover de vrouw die voor me stond te wachten, maar daar had ik beter van kunnen afzien. “Ik heb, snik, een héle, snik, goeie film gezien,” prevelde ik onverstaanbaar. “Wat zeg je?” vroeg ze verbaasd. Maar ik snikte alleen maar heviger toen ik de zin wederom prevelend herhaalde. De vrouw reageerde echter niet, zodat ik me nogal schaamde voor mijn gedrag. Ze vond me vast een gek kind.
Eenmaal in het wc-hokje probeerde ik te kalmeren door een slokje water te drinken en te glimlachen. Maar mijn ogen bleven rood en mijn blik bleef triest. Ik snelde naar buiten, zag een man verschrikt naar me kijken. Met gebogen hoofd liep ik verder en als verdoofd fietste ik naar huis, twintig minuten lang.
Ik kwam weer bij zinnen toen ik in mijn straat een junk en een man met elkaar zag vechten. De junk had zijn fiets proberen te stelen. “Pak ‘m, sla ‘m in elkaar!” schreeuwde een dronken jongen vanaf het terras met een biertje in zijn hand. Ik moest zo hard om hem lachen dat de verdoving verdween en ik terugkeerde naar mijn eigen wereld. Ik had hem eigenlijk een biertje moeten aanbieden om hem te bedanken.