Ik slaak een diepe zucht en sla mijn ogen ten hemel als ik vertel waar ik mijn dertigste verjaardag heb gevierd. Pariiiis! Dan volgen woorden als magnifiek, subliem en buitengewoon. Drie dagen lang werd ik overweldigd door de pracht en praal die de stad mij toonde. Daar deed de boze taxichauffeur die van mening was dat ik te langzaam over het zebrapad liep, het hoge aantal irritante straatventers, de mevrouw die begon te schelden omdat ik al dralend tegen haar opbotste en het ietwat tegenvallende hotel (geen lift, kamer op zes hoog, verbouwing op andere etages, een te klein bed en een douchestraal die amper straalde) niets aan af. Taart en croissantjes waren duur maar verrukkelijk, de milkshake die ik in Palais de Tokyo nuttigde de lekkerste ooit en de tosti van een etenskar bij Centre Pompidou zalig. De gangenstelsels van de overvolle metro waren imponerend, de lange en vermoeiende wandeling langs de Seine romantisch, de trappen naar de tweede verdieping van de Eiffeltoren angstaanjagend maar goed voor een heldendaadgevoel vanwege mijn hoogtevrees en de wandeling door Montmartre die eindigde bij de rustige achterzijde van de Sacré Coeur deed me verlangen naar een eigen appartement in de lichtstad. En dan was er natuurlijk nog de kunst. Al die prachtige gebouwen herbergden wonderschone schilderijen en ornamenten. Ik sprong van heden naar verleden, viel van de ene verbazing in de andere en bewonderde en verwonderde me. Mijn lessen kunstgeschiedenis spoedden zich naar boven en ik herkende en ontdekte. Zoals deze oogverblindende klok in Musée d’Orsay:
L’Opéra en het warenhuis Lafayette waren goed voor een bliksembezoek, de Thalys stond al te trappelen van ongeduld om ons naar huis te brengen. Eenmaal in Amsterdam zweefde ik in gedachten verder door de straten van Parijs, om een paar dagen later voorzichtig te landen op de natgeregende stoeptegels van Amsterdam. Het werd tijd besefte ik. Tijd om me over te geven aan het dagelijkse leven. Au revoir Paris. Het was fijn u na al die jaren weer eens te zien.