Een iets te dikke hond rende me voorbij toen hij een kat had gespot. Al snel was hij uit het zicht verdwenen en keek ik lachend achterom naar zijn baasje. “Ik blijf bij je in de buurt hoor, hij doet je niets,” riep hij. Ik hield mijn pas in om binnen praatafstand te komen en gaf aan dat ik niet bang was, maar het grappig vond dat zijn hond de stuipen op het lijf van een kat jaagde.

We liepen een poosje met elkaar op, de hond voegde zich al snel bij ons. Ik ging terug naar mijn werk, hij terug naar huis. Onder de eerste zonnestralen babbelden we er lustig op los. Over honden en over werk. Muzikant was hij. “Het vrije leven,” noemde hij het zelf. “Het is maar wat je vrij noemt,” sputterde ik tegen. Elke maand een vast bedrag op mijn bankrekening lokte me meer dan een onzeker bestaan als muzikant.

Maar zijn muzikant-zijn intrigeerde me wel. Hij componeerde voor musicals en theater. “Oh, dan heb ik vast een keer iets van je gehoord,” en vertelde over mijn werkverleden in de culturele sector. We waren nog lang niet uitgepraat toen we bij een splitsing van onze wegen aankwamen. Dus ratelde ik nog even door, beseffend dat ik te weinig tijd had om alles te vertellen wat ik wilde vertellen.

“Nou,” stamelde ik, “wat ontzettend toevallig dat onze levens hier kruisten.”
Hij keek me indringend aan. “Ik zag toch meteen dat je bijzonder bent.” 

Ruim een maand later kwam ik hem weer tegen. In het gezelschap van mijn collega’s zag ik eerst zijn hond en daarna hem. Zijn krullen waren gegroeid, zijn pretoogjes waren hetzelfde. Zonder ons te groeten liep hij voorbij. Dat ik me herkenbaar had gemaakt door mijn zonnebril af te doen en mijn grootste glimlach op te zetten, hielp niet.

9 reacties

  1. Misschien werd hij tegen gehouden door het aanblik van je collega’s? Muzikanten zijn meestal wat excentriek.

  2. Hè wat suf, maar ik houd het ook op verstrooidheid. Of hij was met zijn gedachten bij een nieuw te componeren stuk ;-).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *