Ik ontvluchtte de barbecuestank en al het andere oranjegeweld door koninginnedag door te brengen op een kuipstoeltje in de Rai, waar het EK Turnen plaatsvond. “Wat moet jij nou bij turnen?” kreeg ik van verschillende kanten te horen. Dat ik vroeger graag op turnen wilde maar het moest laten bij gymnastiek zegt denk ik wel genoeg.
Het was de eerste keer dat ik turnen op hoog niveau ‘in real life’ zag. Nu ik de hele entourage zag, had ik alleen maar meer respect voor al die jonge meiskes. Diep geconcentreerd turnden ze hun oefening, terwijl alle televisiecamera’s en alle ogen in het publiek op ze gericht waren. Ze moesten goed presteren, want mocht er iets misgaan dan haalden ze niet alleen hun eigen puntenaantal, maar ook dat van hun team naar beneden. Dat vraagt om een behoorlijk sterke mentaliteit dunkt mij. Veel van de 27 deelnemende landen konden niet tippen aan de toplanden en maakten veel fouten. ’s Avonds was het dan ook een spektakel om te zien hoe toplanden Rusland en Oekraïne de strijd aangingen met koploper Roemenië, die ’s ochtends al verbluffend goed had geturnd. Ook Nederland stond hun mannetje. En hoewel ik dacht het oranjegeweld te ontvluchten, zag ik honderden oranje t-shirts en gadgets op de tribune waarvan de eigenaren uitbundig joelden als Nederland moest turnen. En om in Hollandse sferen te blijven marcheerden alle turnsters naar het volgende toestel op de muziek van het liedje ‘Geef mij maar Amsterdam.’ Chauvinisme ten top, maar vermakelijk was het wel. Roemenië won de landenwedstrijd. Tijdens de huldiging herhaalde het Roemeens volkslied zichzelf iets te vaak, zodat het Nederlandse publiek ingreep met enthousiast geklap om de speakers de mond te snoeren, tot opluchting van de Roemeense turnsters. Na de huldiging verliet ik mijn kuipstoeltje en fietste terug naar huis. Koninginnedag was gelukkig bijna voorbij.