“Kom je vanavond langs? Ik moet met je praten,” las ze in haar mailbox. Twee weken hadden ze elkaar niet gezien, noch gesproken. Ze mailde terug dat ze er zou zijn, ondertussen speculerend over hetgeen hij tegen haar zou zeggen. Ze hoopte er het beste van, ze kon zich niet voorstellen dat hij in twee weken tijd kon beslissen om drie jaar weg te gooien.
De hele dag was ze zenuwachtig geweest, maar toen het uur van de waarheid aanbrak was ze kalm. Eigenlijk wist ze dondersgoed wat hij zou gaan zeggen. En ze was er niet meer bang voor.
Ze belde aan, hij deed open. Ze begroetten elkaar met een zoen op de mond, maar zeiden verder niets.
Hij volgde haar naar zijn kamer, waar ze een plaatsje zochten. Zij op de bank, hij op de stoel ernaast.
Ietwat ongemakkelijke blikken werden uitgewisseld, maar na het aanbieden van een kopje thee kwam eindelijk het hoge woord eruit. “Ik zie ons niet samen oud worden.”
Ze knikte. Ze had niet anders verwacht. Tranen sprongen in haar ogen, maar ze huilde niet. Ze hadden samen al zoveel tranen gelaten, elkaar al zo vaak getroost. Dat hoefde nu niet meer. Ze had er vrede mee.
Ze praatten nog wat na, maar toen was het de hoogste tijd om te vertrekken. Een laatste omhelzing, een laatste zoen op de mond.
Ze liep de trap af, verborg haar gezicht in haar sjaal en opende de deur. De tegemoetkomende kou sneed door haar ziel. Of waren het zijn woorden die haar deze pijn bezorgden?
Ze trok de deur achter zich dicht, hield de deurkruk een moment langer vast dan nodig was en stapte toen vastberaden de kou in. Ze balde haar vuisten die ze diep in haar jaszak had weggestopt. Ze was vrij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *