We stuitten op een tas. Hij lag daar verloren in het groen. ’t Was geen ordinaire van plastic, maar een mooie van fietstasmateriaal, met bloemetjes erop. De binnenkant lag eruit en was gescheurd.

Toen ons oog op de tas viel, hielden we stil om ons af te vragen wat we moesten doen. De tas kon gejat en hier gedumpt zijn. Er konden dode poesjes in zitten. Of een afgehakt hoofd. Misschien een bom.
Doorslaggevend was de gedachte dat de tas gejat kon zijn en terug moest naar zijn of haar rechtmatige eigenaar. Dus liepen we er op af, draalden nog wat en durfden er toen een schop tegenaan te geven.

Het geluid van glasgerinkel kwam ons tegemoet. “Lege flessen!” riepen we blij uit.

Geen dode poesjes (tenzij ze ín de flessen zaten), geen afhakte ledematen (tenzij er vingers ín de flessen zaten), geen bom (tenzij er iets ín de flessen zat). Maar voor de zekerheid lieten we de tas toch maar liggen.

7 reacties

  1. Angst regeert idd. Hoewel twintig jaar geleden dezelfde dingen in verloren tassen naast de weg zaten. Toen waren we er alleen niet op bedacht.

  2. Wat niet van mij is laat ik lekker liggen. De rechtmatige eigenaar zal het wel zoeken en vinden. En anders neemt de vuilnisman het wel mee.

  3. Ha ha ha, jammer, ik werd net nieuwsgierig naar wat er wellicht nog meer in zat…
    En je weet dus zeker dat het flessen waren en geen glazen?

    ‘Dus liepen we er op af, draalden nog wat en durfden er toen een schop tegenaan te geven.’
    Zie het helemaal voor me.

    Een picknicktas wellicht, achteloos achtergelaten, als ode aan de laatste nazomerse dagen?

  4. Ja, zo denk ik ook wel als ik een tas afgelegen zie liggen. Snel weglopen, is het eerste wat ik dan doe.

Laat een antwoord achter aan Cisca Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *