Naar boven was een roltrap. Naar beneden niet. In gedachten sjokte ik tree voor tree af naar de poortjes, terwijl mijn handen in mijn jaszakken zochten naar de ov-chipkaart.

Opeens bleef ik stokstijf staan. Verbaasd, met open mond, keek ik naar een oude man voor mij die zijn voet verkeerd neerzette en viel. Maar halverwege in zijn val bleef hij steken. Hij rolde niet verder, maar kon ook niet op eigen kracht overeind komen.

Na dat ene moment van sprakeloos zijn, op me in laten werken wat er was gebeurd, liep ik naar hem toe en zette hem zonder te vragen resoluut overeind.

“Gaat het meneer?”
“Ja ja, het gaat, gelukkig niet verder gekomen dan dit.”

Ik kreeg bijval van een medevoorbijganger, maar zijn hulp was al niet meer nodig.

Het was een rare val. Niet komisch, niet ernstig, gewoon een val die halverwege bleef steken. Ik vroeg me af of ik hem de trap af moest begeleiden, maar wilde hem ook niet betuttelen. Toch hield ik hem stiekem in de gaten toen ik door de poortjes liep.

Of hij zijn ov-chipkaart bij zich had kon ik niet ontwaren.

1 reactie

Laat een antwoord achter aan Renesmurf Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *